The dead don’t die is een film waar vooral het verhaal ondood is
Met ‘The dead don’t die’ schopte een (alternatieve) zombiefilm het tot het festival van Cannes. Een merkwaardige gebeurtenis want meestal raken films over de ondoden nooit verder dat cult-festivals of geek-meetings. The dead don’t die beloofde een absurde mix van droge humor, een ijzersterke cast en natuurlijk zombies wat misschien wel één en ander verklaarde. Ik was alvast verkocht bij het woord zombies, de rest was dan weer een bittere teleurstelling.
Feit, ik ben enigszins het slachtoffer geworden van een soort van tunnelvisie. Wanneer ik het woord ‘zombie’ ergens zie verschijnen ga ik er meteen van uit dat de darmen overal in het rond gaan vliegen. Met ‘The dead don’t die’ is dat absoluut niet het geval. Ja, er is wel wat bloed aanwezig maar nu ook niet meteen in hoeveelheden waarvoor aankopen in het groot nodig waren. Ik ben ook niet te beroerd om variaties op het concept van de ondoden te gaan bekijken. ‘Train to Busan’ was voor mij dan weer een schot in de roos en toch werd afgeweken van het Romero-principe.
Een grappige zombiefilm die helemaal niet grappig is
Met ‘The dead don’t die’ hebben de makers echter geprobeerd een grappige zombiefilm te maken, die niet grappig is en waar de zombies evenveel animo brengen als de theepot van mijn grootmoeder zaliger. De ijzersterke cast, met namen zoals Bill Murray, Adam Driver (jawel, de Star Wars kerel), Danny Glover en zelfs een Steve Buscemi kunnen de boel niet redden. De weinige licht-grappige momenten zoals ‘Did she say Chardonnay’ kunnen helemaal niet op tegen de 104 minuten van een verhaal dat helemaal nergens heen gaat.
Enige positieve punt: het artwork voor de film is dan wel weer poster-waardig.